Samenstelling van voedingsmiddelen
Het lichaam haalt energie uit het voedsel dat we eten. Daarbij onderscheiden we drie grote groepen voedingsstoffen: koolhydraten, vetten en eiwitten.
Vetten
Er bestaan onverzadigde vetten (uit plantaardig voedsel) en verzadigde vetten (uit dierlijk voedsel). Vetten worden door het lichaam verbrand zonder dat er insulineaanmaak voor nodig is. Ze kunnen dus onmiddellijk door het lichaam worden opgenomen.
Eiwitten
Deze groep voedingsmiddelen is belangrijk voor de weefselopbouw en de groei (of het herstel) van het lichaam. Ze komen voornamelijk voor in vlees, melkproducten, eieren en noten. Net als vetten, worden eiwitten rechtstreeks door het lichaam opgenomen. De productie van insuline wordt daardoor dus niet ontregeld.
Koolhydraten
In enorm veel voedingsmiddelen komen koolhydraten voor. Onder meer in brood, pasta, aardappelen en rijst. Het zijn in feite aaneenschakelingen van suikers, die bijna onmiddellijk worden omgezet in glucose en zorgen voor een (over)productie van insuline. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen ‘goede’ en ’slechte’ koolhydraten.
Goede koolhydraten vinden we terug in bijvoorbeeld groenten, noten en zaden. De slechte zijn vooral de suikers en witte bloem.
De meeste producten die we eten bevatten bouwstoffen uit alle drie de groepen. Brood bevat bijvoorbeeld veel koolhydraten, maar ook eiwitten en zelfs een beetje vet. Als we naar koekjes, gebak en andere bewerkte producten kijken, dan zien we dat deze - naast eiwitten en veel vet - ook enorm veel slechte koolhydraten bevatten.